Cover your ass, oftewel CYA
beschrijft de activiteit van een individu of onderneming, veelal in een bureaucratische
context, om zichzelf tegen kritiek te beschermen. William Safire, taalexpert bij
uitstek, beschrijft het als “de bureaucratische techniek om toekomstige
beschuldigingen van fouten bij voorbaat uit te sluiten”.
Onderstaand diagram geeft deze techniek een beeld. Op de x-as staat het
aantal FOUTE ontdekkingen van de betreffende Business Failure (het vond
niet plaats) en op de y-as staat het NIET HEBBEN ONTDEKT van de Business Failure (het vond wel plaats maar ik
heb het niet vooraf gezegd).
Bron : Prof. Drs. E.J.
Lammers RA RFA Creditscores in perspective (2014)
Hoe werkt de gemiddelde rating
organisatie?
Uiteraard is de verwachting van de stakeholders om zo min mogelijk fouten
te maken. En om zo min mogelijk fouten te maken moet je zo dicht mogelijk bij
de oorsprong van beide assen zien te komen. Uiteraard is een 100% resultaat niet
mogelijk, zoals ook de theorie van de zwarte zwanen inmiddels heeft bevestigd.
Je kunt natuurlijk ook één van de twee fouten optimaliseren (zie de positie
van de S&P Junk Grades op de Y-As) om b.v. slechts 5% fouten in de business
failure voorspellingen te bereiken. Maar juist om die faillieten met 95% zekerheid te hebben
kunnen ontdekken, gebruiken S&P, máár ook de banken, de pensioenfondsen
en al die andere verlichte geesten, het beginsel van “Non Investables”. Hiermede wordt niet anders bedoeld dat elke
waardering die lager uitkomt dan een waardering Klasse BBB, dus te beginnen
bij BB, als non-investable, op één hoop wordt gegooid. Dat is nou de cover
your ass methode.
De “false discovery rate”, ofwel
het aantal “foute” ontdekkingen die eigenlijk wel goed zijn (de Business failure vond NIET plaats) stijgt dan alleen
óók naar 95%. In wiskundige toelichting
zegt men daarmee dat alleen de linkerhelft van de Gause kromme bestaat. Voor
toelichting verwijs ik naar de literatuur omtrent Type I en Type II fouten.
Hiermee wordt niet anders bedoeld dan dat die andere 95% van de bedrijven wél
investable waren maar er ten onrechte een stempel van non-investable opgedrukt
wordt. In feite stigmatiseer je daarmee 95% van de bedrijven alsof zij aids
hebben en wordt hen de toegang tot b.v. kredietfaciliteiten bemoeilijkt zo niet
onmogelijk gemaakt. In feite wordt een gedeelte van de economie buiten spel
gezet.
Als we nu uitgaan van de feiten dat dat BB en B ook nog investables zouden
zijn en alleen de C-grades een risico van een business failure lopen, dan
blijft het beeld even somber. Bij S&P wordt dan vastgesteld dat geen 95%
maar nog 63% van de C-grades – waaronder uiteraard de CCC, CC een business
failure oplopen. Dus 37% niet. Een derde is dus fout voorspeld.
Voor de goede orde hebben wij de accountantsprestaties, in België en
Nederland, Europa en de USA ook meegenomen. Hiermee wordt ook het “expectation
gap” van de stakeholders duidelijk aangegeven. Dat is het gebied het dichts
bij de oorsprong van het assenstelsel. Voor de compleetheid zijn ook de credit-score methodes van de Z-Score van
Altman, de M-Score van Beneish en de OK-Score van ondergetekende toegevoegd.
Voor belangstellenden is het wetenschappelijk essay van Prof. Lammers uiteraard
op aanvraag beschikbaar.
W.D. Okkerse MBA is CEO van het OK-Rating Institute en chairman Rating
Committee European Rating House. Hij doceerde aan de Universiteiten van Delft
en Leuven, de hogeschool van Arnhem en
was lid van de adviesraad bedrijfskunde van de Amsterdamse Hogeschool.
zie ook mijn artikel in de telegraaf
http://www.telegraaf.nl/dft/goeroes/willemokkerse/23194709/__Gooi_niet_alles_op_een_hoop__.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten